Lijden verlost, luidt een oud gezegde. Het kruis verwijst in de eerste eeuwen naar het overwinnen van dood, lijden en verdriet, niet naar het ongedaan maken ervan. Lijden, pijn en verdriet betreffen een uiterst persoonlijke ervaring. Iedereen beleeft pijn op een andere manier en in verschillende mate. Maar over één ding lijken velen het heden ten dage eens te zijn: pijn hoort niet en dient met wortel en al te worden uitgeroeid.
Pijn, lijden en verdriet als medium
Dat is een misverstand. Het is nodig om de wereld te ontdekken. Pijn, lijden en verdriet vormen het medium waardoor mensen zich bewust worden van het bestaan, schreef Oscar Wilde ruim honderd jaar geleden. Toentertijd waren velen het met hem eens. Onlangs herhaalde professor Joanna Bourke het nog eens, maar ik kreeg de indruk dat de dagbladjournalistiek haar uitlachte.
In het verre verleden voedde men kinderen op tot het verdragen van pijn. Men bedacht soms allerlei kwellingen om hen te leren ermee om te gaan. Ze moesten de nodige ontberingen meemaken om te weten wat leven is, om het leven aan te kunnen. Dat is vreemde taal voor mensen van tegenwoordig die pijn juist zeggen te haten en het lijden zoveel mogelijk uit hun leven willen verbannen. Pijn moet worden bestreden, helemaal worden vernietigd.
Pijn bestrijden of pijn overwinnen?
In veel ziekenhuizen is er vaak een aparte afdeling voor pijnbestrijding. Er is kennelijk sprake van een oorlog tegen pijn en lijden. Tegenwoordig zijn er vele mogelijkheden om onnodige pijn te voorkomen, om pijn te behandelen. Daar is niets mis mee. Maar dat is nog iets anders dan pijn en verdriet alleen maar te bestrijden en te vervloeken. Behandelen betekent bekijken wat er aan te doen is, het lijden en het verdriet onderkennen en je bewust worden van de situatie waarin je terecht bent gekomen. Maar vaak wil men geen behandeling, maar bestrijding, ongedaan maken. Dat brengt ons echter verder van huis. Het overwinnen van de pijn is iets anders dan deze uit alle macht vermijden, niet onder ogen willen zien. Haten is iets anders dan liefhebben.
Een mysticus als Juan de la Cruz omarmt de pijn, schrijft over ondraaglijk lijden, over een gitzwarte nacht waarin hij alles kwijtgeraakt, maar plots tot helder inzicht komt. Veel zieners en mystici verheerlijken in hun geschriften de nacht of de woestijn, daar waar kijken en waarnemen geen zin heeft. In heilige boeken lezen we over profeten die de woestijn ingaan waar ze het goddelijke licht aanschouwen. Duisternis, nacht of de woestijn vormen blijkbaar de weg naar verbondenheid met hun geliefde, hun God, de natuur of de kosmos. Je gaat pas de deur van het leven binnen als je het lijden bij je toelaat. Dat is als een oester van pijn een parel te maken.
Na het lijden
Soms ontdekken mensen dat op de bodem van het lijden hen een wonderlijke vreugde ten deel valt. ‘Let goed op, mensen met verstand,’ schrijft meester Eckhart (1260-1328), ‘het snelste dier dat je naar volkomenheid brengt is het lijden. Niets is zo bitter als gal, maar niets ook zo honingzoet als geleden te hebben.’ Een deel van een lang gedicht van Magda Maris (1987) luidt:
‘Ik ben de pijn, ik ben de gewonde liefde.
Ik kom als het donker is
en als het nog licht is maak ik het donker.
Ik ben de pijn die niet wordt aanvaard, ik ben al afgewezen voor ik mij aandien.
Ik ben een miskend signaal, een ontkende realiteit.
Ik verberg me in allerlei uitingen,
soms onder woede, soms onder spot,
soms onder haat, soms onder onverschilligheid,
soms onder verveling, allemaal pantsers om het hart waar ik verblijf. (….)
Ik ben de pijn, wanneer je me toelaat
dan kom ik en ga ik
als het water van de zee in golven.
Ik ben de pijn, ik ben jouw pijn,
je waar en hoe dan ook aangedaan.
Ik ben je gewonde liefde die op genezing wacht.
Ik ben de enge poort waardoor je tot leven komt en dat betekent: tot je liefde.’
Alles van waarde is weerloos
Wanneer mensen zich zwak weten, ten einde raad zijn of verdriet hebben, zijn ze weerloos en kwetsbaar. Misschien zijn ze dan juist zichzelf en komen hun kwaliteiten naar buiten. Dan staan ze niet op een voetstuk, hoeven ze niet in de verdediging, maar kunnen ze zich openen voor wat groter en meer is. Vaak weten ze zich dan ook verbonden met al het andere dat zwak en broos is en zien ze de waarde ervan.
Alles van waarde is weerloos, schreef Lucebert. Soms krijg je de indruk dat we in onze maatschappij dat weerloze en kwetsbare zo snel mogelijk ongedaan willen maken. Men wil groots en meeslepend leven, sterk en beroemd zijn; eeuwig blijven leven en doen alsof je nooit zal sterven.
Medici en wetenschappers doen al het mogelijke om daaraan tegemoet te komen. Ze gaan voorbij aan de weerloosheid en kwetsbaarheid van het bestaan. Het mooie en kostbare wat mensen bezitten, wordt hen op deze manier afgepakt. Men krijgt geen kans de eigen zwakheid en broosheid te overwinnen.
Beschermen tegen de wind
Rond 1970 werd in dit land bij extreem angstige psychiatrische patiënten soms een deel van de hersenen weggehaald waarna ze niet meer bang en angstig waren en hun lijden aanzienlijk was verminderd. Maar tegelijk konden deze mensen ook niet meer enthousiast worden en straalden geen geluk meer uit. Ze leidden een extreem vlak bestaan. Deze handelswijze geeft aan dat wanneer pijn en angst zo radicaal worden uitgesloten, ook de mogelijkheid tot geluk verdwijnt.
‘Waarom ging de kaars uit’, schreef Rabindranath Tagore. ‘De kaars ging uit omdat ik die met mijn mantel wilde beschermen tegen de wind. Daarom ging de kaars uit.’
In de medische en sociale sector willen hulpverleners mensen zoveel mogelijk geruststellen, hen behoeden voor pijn en verdriet door hen pillen en kalmeringsmiddelen te geven, maar de kans is groot dat dit voor mensen een vervlakking van hun bestaan met zich meebrengt. Wanneer je alle pijn en verdriet wilt bestrijden en wegsnijden, dan ben je tegelijk bezig dat ook te doen met liefde en geluk. Het is maar goed dat dit meestal nooit helemaal lukt.
‘Het vermogen pijn te voelen, staat gelijk aan het vermogen om je in een ander in te leven’, schrijft Amanda Kluveld (2007). ‘Pijn kunnen voelen betekent dat je lief kunt hebben, betekent dat je een moraal hebt, dat je menselijk bent. Ongevoeligheid voor pijn staat voor onmenselijkheid, in alle betekenissen van het woord. Dat je geen echt mens bent, dat je wreed en onverschillig voor het leed van anderen bent. Zonder pijn loop je niet alleen gevaar, maar ben je ook een gevaar voor eenieder die wel pijn voelt.’
In haar boek over pijn vertelt Kluvelt over een Amerikaans meisje dat geen pijn kan voelen en daardoor zichzelf ernstig beschadigt. Haar onvermogen pijn te lijden heeft desastreuze gevolgen. Een leven zonder pijn blijkt een nachtmerrie, terwijl velen dit in onze maatschappij als een ideaal beschouwen. Bij alle idealen gaat het erom de werkelijkheid onder ogen te zien en te weten wat bij de aarde hoort en wat niet.
Pijn en verdriet is alomtegenwoordig
Er zal altijd pijn en verdriet blijven. Ook als we denken ze verdreven te hebben zullen ze in andere vormen terugkomen. Altijd is er de tegenspraak tussen wat we graag willen en wat er daadwerkelijk van terecht komt. Die onmacht vormt een bron van lijden. Maar we hoeven er niet aan kapot te gaan. We kunnen lijden en verdriet overwinnen, niet door er tegenin te gaan, maar door het uit te houden, er doorheen te huilen en het te overwinnen.
Pijn en verdriet hebben een zuiverende functie zoals de ingewijden in de oude mysteriën aan den lijve ondervonden. Vele eeuwen stond in onze cultuur het kruis symbool voor al het lijden en verdriet dat zuivert en verlichting brengt. De meeste Middeleeuwers dachten dat die verlichting na de dood plaatsvond. Tegenwoordig ontdekken velen dat dit vooral een platoonse interpretatie is. Of het overwinnen van pijn en verdriet het hier en nu betreft dan wel dat men denkt dat het gebeurt in een volgend leven, is feitelijk niet eens zo belangrijk. Iedereen maakt nu eenmaal zelf uit hoeveel waarheid hij of zij kan verdragen.
Piet Winkelaar juni 2012