De homo pensionectus: reflecties na het afscheid

Ik ben nu, wat men noemt, gepensioneerd.

Gepensioneerd : je staat dan wel echt en meteen aan de andere kant, of je dat nu wil of niet.  Ik schreef bijna, ‘aan de kant’.  Dat is niet zo, zo voel ik het niet; je staat alleen aan de kant als je dat zelf wil.  De verhoudingen zijn natuurlijk totaal anders.  Van leidinggevende verander je naar de gewone burgerstatus.  Ik moet nu mijn eigen overgang managen.  Onder leiding van mijn vrouw.  Anders werkt dat niet, zegt zij.  Een grote verandering of overgang in mijn leven.  De eerste die ik zo bewust beleef.  Als je jong bent, dan vlieg je door het leven, maar nu sta ik voor de laatste periode van mijn leven.  Kort of lang ?  Ik vind dat op zich niet erg. Ik kan met enige voldoening terugblikken, maar nog altijd ook naar de toekomst kijken.  Het doet nu alleen wat vreemd aan.

Wat ben je na het pensioen ?
Als chef of collega was je voor velen ook enkel de chef of de collega.  Met iedereen heb je een aparte verhouding.  Vriendschap is altijd dun gezaaid.  Op sommigen kun je niet boos zijn.  Sommigen verstaan jou of jij hen met een half woord. Collegialiteit in het algemeen is des te sterker.  Als je chef- of collega-af bent, dan ben je ook collega- of chef-af.  Hoe goed je ook iedereen hebt gewaardeerd, en hoe zij ook jou hebben gewaardeerd, hoe goed je ook met iedereen hebt proberen samen te werken, je staat aan de andere kant.  Het gevoel van waardering blijft.  Wederzijds denk en hoop ik.  Chef of collega ben je enkel vanuit een functie.  Zonder functie ben je een buitenstaander.

Ik weet wel –vanuit mijn werkervaring – dat collegialiteit niet vanzelfsprekend is.  Het werk vult daar een gat op waar de collegialiteit een ontstaan probleem niet kan oplossen.  Collegialiteit is evenzeer een werkwoord, een houding.  Als je bovendien met moeilijkheden te maken hebt in je privéleven of op het werk, dan is collegialiteit eerder een vraag, een verwachting, een opdracht waar je mee worstelt.  Soms is de taakspanning te groot.  De verwachtingen niet de juiste.  De resultaten niet de verhoopte.  Ach, we leven toch echt wel in een mensenwereld.

Zo is het nu eenmaal.  Maar je blijft mens, niet een instrument.  Gedurende de 25 jaar op mijn laatste werkplek  heb ik een evolutie gevoeld.  Je werd destijds als chef op een verhoging geplaatst.  Met een muur er rond.  Soms mag je die muur verlaten, … als je medewerkers dit willen.  Niet als jij het wil, want dan komt het kunstmatig over.  Een chef is altijd een beetje een gevangene, een eenzame.

Gaandeweg groeide er wel een andere spirit.  Je kinderen trouwen, je krijgt kleinkinderen, je schrijft een kwartaalcursiefje voor het personeelsblad, je zet je in voor je werk.  En na verloop van tijd voel je dat collega’s en medewerkers je anders bekijken.  Het menselijke kantje krijgt een kans.  Ze leven met je mee.  Ze laten je met hen meeleven.  Heb ikzelf wel met iedereen voldoende meegeleefd?  Wellicht heeft die evolutie met de leeftijd te maken.  Maar ook met de groeiende competentie en ervaring van de teams die je leidt.  De afstand verkleinde met de jaren.  Nu echter, met pensioen, is er meer afstand, of eerder het afgesneden zijn.

Last valt af
Voor mij blijft er nu wel nog een grote band met de voormalige werkplek, met het directiecomité, met de afdelingen en met enkele collega’s waarmee het goed samenwerken was.  Waar je je immers met al je vezels hebt voor ingezet, wat je mee hebt opgebouwd, dat is niet een kledingstuk dat je aflegt; het is een deel van je huid geworden. Toch “mis” ik het niet.  Hoe vreemd dit ook klinkt.  Hoe vergroeid ik er ook mee was.  Het is gedurende een bepaalde periode mijn leven geweest.  Maar nu heb ik genoeg gewerkt; professioneel dan toch.  Na 45 jaar werken, was het echt genoeg geweest.  Je legt een last, een belasting af.  Ik mis wel de mensen.

Dat gevoel heb ik wel eerst vastgesteld nadat ik met pensioen was.  Als je enige afstand genomen hebt, dan pas zie je hoe hoog een berg is of was.  Dat was even een verrassing voor mij.  Je vraagt je dan wel af : wat heb je bereikt, waarom, voor wie,  was het zinvol, ben ikzelf of iemand anders er beter van geworden ? In elk geval heb ik het geluk gehad te kunnen rekenen en vertrouwen op zeer nabije medewerkers, die je kan vertrouwen, die je nukken verdragen (al moest ik ook hun nukken verdragen), die werk zien en werk opnemen.  Het gevoel van trouw en ver-trouwen is belangrijk voor je eigen stuwmotor.

Ik had al anderhalf jaar geleden de knop beetje per beetje omgedraaid en meermaals uitdrukkelijk binnen het team gevraagd om gaandeweg meer zelf de volle verantwoordelijkheid op te nemen voor de eigen projecten.  Zo kon de overgang geruisloos en op een natuurlijke manier verlopen.  De vele touwtjes waarover ik altijd al de controle had willen hebben, liet ik beetje per beetje uit mijn handen glippen.  Dat was een raar gevoel : precies alsof ik die controle aan het verliezen was.

Het zwarte gat ?
Voor je met pensioen bent, waren er de klassieke vragen zoals : geen schrik van het zwarte gat ?  Heb je wel hobby’s ? Ga je opnieuw in hout kappen ?  Poëzie schrijven ? Je zal je plaats thuis moeten veroveren ! Zorg voor een intellectuele bezigheid !  Jij zal wel tijd te kort komen… Zoals we je kennen, zal je wel niet stil zitten ? Hoe zal het gaan met je vrouw die al langer thuis is?  Je zal je plaats moeten veroveren. En achteraf kwamen dezelfde vragen, maar dan met een ander accent.  Lukt het ?  Tijd tekort zeker ? Het zwarte gat nog niet tegengekomen ? Je bent duidelijk voor de buitenwereld een ander specimen geworden : de homo pensionectus.

Ik had geen schrik van het zwarte gat.  Ik zou wel zien. ’t Zal wel zo erg niet zijn.  Ik wist dat ik gewoon de knop ging omdraaien.  Na 45 jaar werken is het genoeg geweest.  Je voelt dat het niet meer gaat zoals vroeger.  Ook als je zegt : ik laat me niet kennen, blijft het de realiteit dat je op leeftijd bent.  Het jong talent staat te drummen aan de deur.  Ze kennen hun vak; ze zijn het vertrouwen waard.  Gerijpt ben ik, ja zeker, maar de frisheid, de snee, de snelheid en het grote of snelle recuperatievermogen is er af.  Het was tijd om aan de kant te gaan staan.  Professioneel in elk geval.  Tijd voor zoveel andere leuke en evengoed belangrijke zaken : gezin, reizen, klussen, fietsen, boeken lezen, onderwijs, kinderopvang, …

Kansen en vertrouwen geven en krijgen
Iedereen gaat wat mij betreft met pensioen wanneer zij of hij dat zelf wil.  Vanaf het moment dat het kan natuurlijk.  Ik zelf zou niet vroeger met pensioen kunnen gegaan zijn dan op 65. Ik deed mijn job graag.  Ik had een voldoende goede gezondheid.  Er was ook resultaat in wat ik deed; ik had er plezier in; er waren boeiende ontwikkelingen en contacten.

Ik kon genieten van de 3 P’s (Prestige, Pleasure en Payment, als voorwaarden die moeten vervuld zijn voor arbeidsvoldoening, om je goed te voelen in je job).  Payment staat dan niet zozeer voor de wedde, maar voor hetgeen je terugkrijgt uit je job.  En dat was niet weinig.  Het vertrouwen bleef ook groot.  Mijn vrouw en mijn eigen chef hadden me ook gevraagd om te blijven en medewerkers gaven aan dat ze het waardeerden dat ik er nog was. Dat streelde mijn ijdelheid natuurlijk ook een beetje.  Maar dat was niet het enige.  Er was ook de drang om die dingen te doen die moeten gedaan worden.  We zijn geen ambtenaren; we werken met hart en ziel voor een doel. Ervaring gaat verloren als iemand weggaat.  Daar staat tegenover dat anderen kansen krijgen om stappen vooruit te zetten en hun ervaring en inzicht in te zetten.

Mijn vader zei vaak : vertrouw niemand, maar wees zelf te vertrouwen.  Als we eens in onze jeugdige overmoed, verder wilden springen in het leven dan wat overeenkwam met de eenvoud van onze ouders, dan hoorde ik vaak : weet dat we maar eenvoudige werkmensen zijn.  Dat is nog altijd gegrift in mijn persoon; toch heb ik er mij niet aan gelegen gelaten om dingen te doen.  Alvast één ervaring uit mijn jeugd blijft me bij.  Van de werkliedenbond, waar mijn vader als middenstander ook bij aangesloten was, kregen we de boodschap dat we niet naar het sinterklaasfeest hoefden te komen; we waren immers middenstander.  Dat deed toen pijn.  Het was een vorm van uitsluiting. We waren toen ontgoochelde kinderen.

Anderzijds gaven onze ouders in hun eenvoud veel stimulansen en waardering als we vooruit wilden.  Onze ouders leefden mee.  Ze wilden ook zelf vooruit.  Zonder opleiding, zonder studies en met de beperkte sociale en financiële mogelijkheden die ze hadden, hebben zij hun gezin opgetild.  Je moet dit ook zien in de periode voor, tijdens en na de tweede wereldoorlog.  We leefden op de buiten, met alle voordelen voor het vrije leven in de natuur, voor onze ontwikkeling.  Maar ook met de nadelen van het soms enge, het bekrompene, het kijken vanachter het gordijn naar wat er bij de buren of op straat gebeurt, …  Grote woorden en theorieën waren niet aan hen besteed.  Gezond verstand, levenservaring, positief zijn en gedrevenheid waren hun pijlers.  Ik heb ze mij eigen gemaakt.

Voor mij is de druk er nu af.  Niet meer gejaagd naar de trein, niet meer werken in de trein (let wel : alle Vlamingen gebruiken in de spreektaal “op de trein”).  Niet meer laat werken.  Niet meer de zondagavondstress.  Niet meer permanent kijken op je Blackberry.  Niet meer gevaarsituaties inschatten, problemen oplossen of steeds herbeginnen.  Niet meer de dagelijkse veldslag met e-mail en sms’jes.  Dat was werken ! Thuis had ik leren werken; altijd moest je bezig zijn.  We kregen kansen van onze eenvoudige ouders, maar we moesten ons deel van het werk doen voor onze thuis en in huis. Werken met de handen en technisch inzicht verwerven.  Maar nu is er de letterlijke omslag : niets moet nog echt.

Tijd
Tijd kunnen nemen om iets te doen is een zaligheid.  En niets doen als je zin hebt om muziek te beluisteren, een boek te lezen, enz.  Ons interieur (keuken, vensters vervangen, bibliotheek- en tv-kast) heeft ondertussen ook al een transitie ondergaan, en het is nog niet gedaan.  De afwerking van een en ander (lees heel veel volgens mijn vrouw) vraagt nog een grote zorg.  Ook al een paar citytrips gedaan.

Maar ik verlang naar warme dagen, naar het uitbundig lentelicht, naar de geur van warm en vers gemaaid gras, naar de geur van de composthoop die ik nog moet omzetten.  Ik verlang naar warm weer om elke dag wat te fietsen. Maar ook om vroegere collega’s en medewerkers terug te ontmoeten en zorgeloos te praten, met humor en plaagstoten.  Het beeld dat je van alles en iedereen hebt, is het beeld dat je hebt op het moment dat je weg gaat.  Maar ondertussen verandert alles en iedereen.  Van hetgeen daarna verandert, ben je afgesneden.  Maar zo is het.  Niet om treuren.  Vooruit kijken.  We zien wel wat er komt.

Nog een toemaatje :

  • Carpe diem, pluk de dag en het geluk als het er is.
  • Wacht niet op het geluk, maar maak het zelf.  Voor jezelf en voor anderen.
  • Zoek de wijsheid van de ouderdom, maar bezie de wereld met de ogen van een kind.
  • Ouder worden is zichzelf overbodig maken.
  • Gebruik altijd je talent. De bossen zouden stil zijn als alleen de vogels met de mooiste zang zouden zingen.

 

Het ga jullie goed.

Will Verniest

Deze tekst is een bewerking van een brief van Will Verniest, directeur Kinderopvang van de Vlaamse overheidsinstelling ‘Kind en Gezin’ in Brussel aan zijn ex-collega’s en medewerkers.

2 gedachten over “De homo pensionectus: reflecties na het afscheid

  1. Emiel Egging Beantwoorden

    Leuk artikel. Mooie reflectie. Pensioen is een mooi feest, maar je moet zelf de slingers ophangen. Neem de leiding over je pensioen en maak er een succes van!

  2. Pim Leemhuis Beantwoorden

    LS, Aansprekend verhaal, het zou het mijne kunnen zijn! Ik voel me gesteund door al die observaties, gesterkt om dit nieuwe pad te ontdekken.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*