Het leven kent veel overgangen: 10 is belangrijk, 16, 18, 21, 30. Veertig jaar is een ding: een soort van afscheid van iets wat nog als jong werd gezien met alle onrust van dien. 50 is Abraham of Sara en dus een feest waardig.
Maar dan komt het… De big six-O, Versie 6.0. Je kunt het bagatelliseren, prima – dat is alvast een goede overlevingsstrategie, maar 60.. jemig: dat is echt wel een ding. 60 klinkt als het decennium van het afscheid: in de komende jaren ga je een keer stoppen met werken. Het lijf begint met PHPD – pijntje hier, pijntje daar. Opstaan uit bed wordt opeens iets minder soepel. Je kinderen bedenken dat het tijd is voor nageslacht. Leuk idee, maar dat maakt jou ook opeens Opa of Oma.
Dus die vitaliteit die je nog dacht te hebben met 50 enzovoort, is min of meer met het badwater aan het wegspoelen. Naast het voorgaande doemt opeens steeds meer de veroudering en het laatste eind op. De zin van het leven begint zich als vraagstuk te nestelen. Je wordt moe en moeier, bent minder actief. Nee, ik blijf nog even liggen, of: ik kijk die Netflix-serie nog even. Als een steeds incidenteler voorkomend feestje ver na middernacht eindigt, ben je de dag daarna volledig gesloopt. Dat gaat veel tijd kosten om te herstellen.
Je omgeving begint steeds vaker te informeren hoe lang je nog doorgaat. Uh? De vriendelijke Rijksoverheid rekt de pensioenleeftijd steeds verder op: 65, 66, 67, 68 – waar eindigt het? De pensioenleeftijd wordt bijgesteld aan de hand van levensverwachting en helaas niet aan de hand van levenszin en levensmoed. De meeste mensen krijgen een enorm pakket aan fysieke moeilijkheden na hun 71e. Dus dat wordt dan nog drie jaar ‘genieten’?
60 jaar: je draait niks meer terug en hoezeer mensen ook zeggen dat 60 het nieuwe 40 is: ik geloof er niks van.
Gerard Vroechop