Harry Mulisch schreef aan het begin van de jaren negentig ‘De ontdekking van de hemel’, een momentaan boek en een alles overkoepelend mysteriespel. Wie terugkijkt in de geschiedenis bekruipt het vermoeden dat de ontdekking van de hemel meestal voorafging aan de ontdekking van de wereld. De hemel blijkt voordurend belangrijker te zijn dan de aarde. Ja, de ontdekking van de hemel vormde voor veel volkeren de basis voor de ontdekking van de wereld.
Kijken naar het firmament had hoge prioriteit. Het vormde het kompas voor de ontdekking van de wereld. De oude Phoeniciers bekeken en bestudeerden het hemelgewelf en konden zich daardoor oriënteren op het water. Ze lieten zich door de hemel begeleiden naar onbekende verten en verkenden met hun boten de hun omringende wereld. Ook in het oude Egypte keek men vooral naar de hemel en bracht men haar sterrenbeelden in kaart. De zichtbare en onzichtbare hemel vormde voor de oude Egyptenaren de oriëntatie voor het aardse bestaan. Ze bouwden hun piramides volgens een bouwplan uit de sterrenhemel en mummificeerden hun doden met het oog op een reis naar de sterren, naar de hemelse kosmos waar het begin en einde van alles lag. Zoals vele andere volken dachten ze de hemelgoden te kennen die de wereld vorm gaven.
De oude Grieken bouwden daarop voort. De verhalen uit de godenwereld bepaalden het leven op aarde. De onenigheden tussen goden en godinnen hadden hun repercussies op aardse stervelingen en vice versa. Met steun van de goddelijke muze kon Homerus zijn verhalen schrijven en Plato betoogde dat alles wat zich voordeed een afspiegeling was van goddelijke ideeën. Het was de hemel die de wereld bepaalde.
In het christendom staat vooral de onzichtbare hemel centraal, de hemel die men zich voorstelt als aanvulling op het mysterieuze hemelgewelf. In de vierde eeuw stelde Gregorius van Nyssa dat dieren door hun lichaamsbouw hun hoofd niet konden opheffen om naar de hemel te kijken. Dat konden mensen wel. Daarom vormde de hemel de oriëntatie. Van die hemel bleek men meer te weten dan van de wereld. Er waren rechtvaardigen die daar aan de rechterhand van God hadden plaatsgenomen en engelen die naar de aarde werden gezonden om mensen terzijde te staan. Dante verwoordde het in zijn Divina Commedia en de talloze schilderingen en afbeeldingen van eeuwen christelijke cultuur getuigen ervan. Talloze mensen oriënteren zich nog steeds op een goddelijke hemel en geloven in een hiernamaals dat niet van deze wereld is. Het tekent ons bestaan, onze gedachten en bedoelingen, soms heel ons doen en laten. Velen staan in het leven met ogen gericht op de hemel. Maar daarmee schept men zich een hemel die het zicht op de wereld in hoge mate verduistert.
Copernicus, Galilei, Kepler en vele anderen onderzochten de hemel. Ze beschikten over kijkers waarmee ze het firmament verkenden en kwamen via de hemel tot andere opvattingen over de wereld. Tot in onze tijd benaderen de meeste wetenschappers de wereld op dezelfde manier zoals zij naar de sterren keken, met dezelfde kijkers en microscopen, waarbij verschijnselen als sterren en planeten zijn. Subjectieve belevingen vallen nog zeer vaak buiten dat gezichtsveld. We kijken naar mensen en dingen als objecten in de ruimte. Doordat we ons oriënteren op de hemel en met dat instrumentarium de wereld benaderen, is de kans groot dat we van de wereld een hemel maken en daarmee die wereld vernietigen. Het is wenselijker de wereld rechtstreekser te benaderen.
‘De poging om de hemel op aarde te realiseren brengt altijd de hel voort’, schreef Karl Popper. En Milan Kundera laat in zijn boek ‘De ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ zien hoe het geen schurken en misdadigers zijn die misdaden en oorlogen teweegbrengen, maar hemelbestormers en enthousiastelingen die ervan overtuigd zijn dat zij de enige weg weten die naar het paradijs voert. Ze verdedigen het hemelse paradijs dat ze voor ogen hebben en doden hun tegenstanders. Pas later wordt duidelijk dat het paradijs niet bestaat en dat die hemelbestormers moordenaars zijn.
Al eeuwen voor het begin van onze jaartelling kan men in de Tao teh King feitelijk hetzelfde lezen. ‘De ervaring leert dat wanneer iemand het plan opvat de wereld een ander aanzicht te geven, hij erop kan rekenen dat dit zal mislukken. Want de natuur is al zo goed als ze mogelijk kan zijn. Ze kan niet verbeterd worden. Hij die de wereld weer opnieuw en ‘heel anders’ wil maken, bederft haar. Hij die haar een nieuwe richting wil geven, stuurt haar de verkeerde kant op.’ (vers 29)
Het is voortdurend de hemel die ons noodlottig wordt. We benaderen de wereld teveel vanuit de hemel, vanuit wolken waarin we ons hebben ingesponnen met hemelse opvattingen en ideeën die het zicht op onze wereld ernstig belemmeren. Zo doen we alsof we eeuwig blijven leven, alsof we goden zijn die dieren en onbeschaafde volkeren aan zich onderwerpen, alle dingen als koopwaar beschouwen. Bijna twee eeuwen geleden riep een oude indiaan op tot een andere benadering. Niet de hemel , maar de aarde liefhebben, zei opperhoofd Seattle van de Duwanies indianen. Dat vroeg hij in 1854 aan de Amerikanen. Hij betwijfelde of ze er wel genoeg van hielden, van dat land, van de aarde. Hij werd gedwongen het land waar zijn volk al jaren woonde te verkopen en vroeg zich af of dat wel kon, land kopen en verkopen, want de aarde is geen koopwaar.
‘Heb de aarde lief’, zei hij ‘want we zijn en deel van de aarde en de aarde is een deel van ons. De geurende bloemen zijn onze zusters; het rendier, het paard en de grote adelaar onze broeders. De schuimkoppen in de rivier, het sap van de weidebloemen, het zweet van de pony en van de man, het is allemaal van hetzelfde geslacht, ons geslacht. (…) Wat is de mens zonder de dieren? Als al de dieren weg zijn, zal de mens sterven aan een gevoel van grote eenzaamheid. Want wat er gebeurt met de dieren, gebeurt spoedig met de mens. Alle dingen hangen samen. Wat er met de aarde gebeurt, gebeurt met de kinderen van de aarde. U moet uw kinderen leren dat de grond onder hun voeten de as van onze grootouders is. Leer ze eerbied voor de aarde. Vertel uw kinderen dat de aarde vervuld is van de levens van onze voorouders. Wat er gebeurt met de aarde, gebeurt met de kinderen van de aarde. Als een man op de grond spuwt, spuwt hij op zichzelf. Wij weten dat alles met elkaar samenhangt als het bloed dat een familie verbindt. De mens heeft het web van het leven niet geweven; hij is er slechts een draad van. Wat hij met het web doet, doet hij met zichzelf.
Wat is het dat de blanke man wil kopen, zal mijn volk vragen. Het is voor ons moeilijk te begrijpen. Hoe kun je de lucht kopen of verkopen, de warmte van de aarde, de snelheid van de antilope? Hoe kunnen we de dingen
aan u verkopen en hoe kunt u dat kopen? Is de aarde van u om er van alles mee te doen, alleen omdat de rode man een stuk papier tekent en dat aan de blanke man overhandigt? Als wij instemmen met uw aanbod om ons land te kopen, zal dat zijn om het reservaat veilig te stellen dat u ons hebt beloofd. Daar zullen wij misschien onze dagen nog doorbrengen zoals wij dat willen. Maar als de laatste rode man zal zijn verdwenen van deze aarde en als de herinnering aan hem nog slechts de schaduw is van een wolk boven de prairie, dan zullen de stranden van deze bossen nog bewoond worden door de geesten van mijn volk.
Want wij hebben dit land lief, zoals de nieuwgeboren de hartenklop van zijn moeder liefheeft. Als wij u ons land verkopen, bemin het dan zoals wij het hebben bemind. Zorg ervoor zoals wij ervoor hebben gezorgd. Bewaar in uw hart de herinnering aan het land zoals het is op de dag waarop u het in bezit neemt. Bewaar het met alle kracht van uw geest voor uw kinderen. Heb het lief.’
Het gaat er niet om terug te keren naar de wereld van vroeger. Dat kan niet. We leven in een veranderende wereld. Iedere generatie krijgt de kans om met haar eigen mogelijkheden en in de voortdurend nieuwe en unieke situatie de wereld te ontdekken. Om dat te doen zonder de hemel, moet je haar liefhebben met alles wat ze is, met alles wat ze heeft, met het licht en het donker, het mooie en het lelijke, het goede en het kwade. Wie verliefd is of van iemand houdt, aanvaardt die ander zoals die is met alle glinsteringen en oneffenheden, alle eigenschappen en onhebbelijkheden. Je gaat niet proberen die allemaal te veranderen, maar je omarmt het, aanvaardt het. Aanvaarden betekent open staan, openstaan voor het geheel van de ander, voor de wereld in zijn geheel.
Aanvaarden is een moeilijk woord omdat je het op verschillende manieren kunt interpreteren. Daarom roept dat woord ook zoveel misverstanden op. Je kunt het actief of passief opvatten. Actief aanvaarden wijst op inzet en moeite doen. Je moet de nodige inspanning verrichten, kritisch zijn, afwegingen maken of je de opdracht zult aanvaarden. Passief aanvaarden daarentegen betekent je erbij neerleggen, de dingen accepteren zoals ze gaan, laten gebeuren. Dit is het tegenovergestelde van actief aanvaarden. Het gaat hier niet om het passieve aanvaarden. Eigenlijk ook niet zozeer om het actieve aanvaarden, want er is nog een derde, een paradoxale vorm. Dat is een aanvaarden wat noch als actief noch als passief is aan te merken omdat het subject dat aanvaardt als het ware is verdampt. Dit aanvaarden sluit aan bij het Taoïstische wu wei. Een vreemd woord dat te vertalen is met ‘actie ondernemen zonder inspanning’ of ‘handelen door niet te handelen’. Bedoeld wordt iets anders te doen dan wat de ogen van je verstand aangeven te doen, rekening houden met het unieke moment dat meer is dan de herhaling van vorige momenten. Het is weten wanneer wel en wanneer niet te handelen. Doen wat je doen moet. Wei wu wei gebeurt in harmonie met de natuur, jezelf, de anderen; staat in een voortdurende wisselwerking met omgeving en omstanders, is er mee verbonden, vormt er een eenheid mee. Met zo’n manier van aanvaarden, ontdek je wereld. Daar heb je geen hemel voor nodig.
Piet Winkelaar
mei 2012